Translations for „beelsnijden“ in the Dutch » German Dictionary

be·snij·den <besneed, h. besneden> [bəsnɛidə(n)] VB trans

besnijden

beschneiden

beeld·zij·de <beeldzijde|n> [beltsɛidə] N f

beeldzijde

Bildseite f

ver·snij·den <versneed, h. versneden> [vərsnɛidə(n)] VB trans

1. versnijden (in stukken snijden):

versnijden

zerschneiden

2. versnijden:

versnijden (aanmengen)

verschneiden

versnijden (met water verdunnen ook)

panschen

wijn versnijden

Wein panschen

open·snij·den <sneed open, h. opengesneden> [opə(n)snɛidə(n)] VB trans

opensnijden

aufschneiden

be·nij·den <benijdde, h. benijd> [bənɛidə(n)] VB trans

benijden

beneiden

iem iets benijden

jdm etw missgönnen

beter benijd dan beschreid prov

besser beneidet als bemitleidet

beeld·snij·kunst [beltsnɛɪkʏnst] N f geen pl

beeldsnijkunst

Bildschnitzerei f

af·snij·den <sneed af, h. afgesneden> [ɑfsnɛidə(n)] VB trans

afsnijden

abschneiden

in·snij·den <sneed in, h. ingesneden> [ɪnsnɛidə(n)] VB trans

1. insnijden (een snee maken in):

insnijden

einschneiden

2. insnijden (door snijden aanbrengen in):

insnijden

einschnitzen

insnijden

einritzen

zijn naam in een boom insnijden

seinen Namen in einen Baum einritzen

3. insnijden (besnoeien):

insnijden

beschneiden

op·snij·den¹ <sneed op, h. opgesneden> [ɔpsnɛidə(n)] VB trans (snijden)

opsnijden

aufschneiden

uit·snij·den <sneed uit, h. uitgesneden> [œytsnɛidə(n)] VB trans

uitsnijden

ausschneiden

uitsnijden (in hout vooral)

ausschnitzen

uitsnijden (kledingstuk)

zuschneiden

een gezwel uitsnijden

eine Geschwulst herausschneiden

aan·snij·den <sneed aan, h. aangesneden> [ansnɛidə(n)] VB trans

aansnijden

anschneiden

een aangesneden brood

ein angeschnittenes Brot

een onderwerp aansnijden

ein Thema anschneiden

fijn·snij·den <sneed fijn, h. fijngesneden> [fɛinsnɛidə(n)] VB trans

fijnsnijden

fein schneiden

door·ˈsnij·den¹ <doorsneed, h. doorsneden> [dorsnɛidə(n)] VB trans

doorsnijden

durchschneiden

doorsnijden

zerteilen

doorsnijden

durchziehen