Translations for „bekrompen“ in the Dutch » German Dictionary

be·krom·pen <bekrompen, bekrompener, bekrompenst> [bəkrɔmpə(n)] ADJ

1. bekrompen (kleingeestig):

bekrompen

beschränkt

bekrompen

spießbürgerlich

bekrompen

engstirnig

hij heeft een bekrompen geest

er ist borniert

2. bekrompen (niet ruim):

bekrompen

eingeschränkt

bekrompen

eingeengt

bekrompen

eng

bekrompen leven

in bescheidenen Verhältnissen leben

Usage examples with bekrompen

bekrompen leven

in bescheidenen Verhältnissen leben

hij heeft een bekrompen geest

er ist borniert