Translations for „Verhältnissen“ in the German » Dutch Dictionary

Ver·ˈhält·nis <Verhältnisses, Verhältnisse> [fɛɐ̯ˈhɛltnɪs] N nt

1. Verhältnis (Relation):

Verhältnis

verhouding

Verhältnis

proportie

2. Verhältnis (persönliche Beziehung):

Verhältnis

verhouding

Verhältnis

betrekking

Verhältnis

verstandhouding

er findet kein (rechtes) Verhältnis zur Musik

de muziek doet [o. zegt] hem weinig

3. Verhältnis inf (Liebesverhältnis):

Verhältnis

(liefdes)verhouding

4. Verhältnis inf:

Verhältnis (Freundin)

vriend(in)

Verhältnis (Geliebte/r)

minnaar

Verhältnis (Geliebte/r)

minnares

5. Verhältnis (Lebensumstände) pl:

Verhältnis

toestand

Verhältnis

omstandigheden

Verhältnis

milieu nt

seine finanziellen Verhältnisse

zijn financiële positie

in gesicherten Verhältnissen leben

een vast bestaan [o. inkomen] hebben

klare Verhältnisse schaffen

orde op zaken stellen

über seine Verhältnisse leben

boven zijn stand leven

das geht über meine Verhältnisse

dat gaat mijn financiële draagkracht te boven

ˈPreis-ˈLeis·tungs-Ver·hält·nis N nt

Preis-Leistungs-Verhältnis

prijs-kwaliteitverhouding

Usage examples with Verhältnissen

aus kleinen Verhältnissen kommen

uit een eenvoudig milieu komen

in gesicherten Verhältnissen leben

een vast bestaan [o. inkomen] hebben

in kleinen Verhältnissen leben

bescheiden wonen [o. leven]

in engen Verhältnissen leben

bekrompen leven

in geordneten Verhältnissen leben

onder geregelde omstandigheden leven

sich mit den Verhältnissen arrangieren (sich abfinden)

zich in de omstandigheden schikken