Translations for „delen“ in the Dutch » German Dictionary

de·len¹ <deelde, h. gedeeld> [delə(n)] VB trans

1. delen (in delen splitsen):

delen

teilen

een vertrek in tweeën delen

ein Zimmer in zwei Teile teilen

bacteriën vermenigvuldigen zich door zich te delen

Bakterien vermehren sich durch Teilung

2. delen (verdelen):

delen

teilen

delen

verteilen

delen

aufteilen

delen

sich teilen

de winst delen

den Gewinn teilen

3. delen (meevoelen):

delen

teilen

een mening delen

eine Meinung teilen

4. delen (rekenkunde):

delen

teilen

delen

dividieren

honderd delen door tien

hundert durch zehn teilen

de·len² <deelde, h. gedeeld> [delə(n)] VB intr

delen (deelnemen)

beteiligt sein an +dat

delen (meeleven)

teilen

iem in de winst laten delen

jdn am Gewinn beteiligen

iem in zijn vreugde laten delen

mit jdm seine Freude teilen

Usage examples with delen

gelijk delen

gleich verteilen

honderd delen door tien

hundert durch zehn teilen

iets in vieren delen

etw in vier Teile teilen

iets in stukken delen

etw in Stücke zerteilen

iets in drieën delen

etw dritteln

iets in vijven delen

etw in fünf Teile teilen

een mening delen

eine Meinung teilen

de winst delen

den Gewinn teilen

de samenstellende delen

die Bestandteile

de edele delen inf

die edlen Teile

iems zorgen delen

jds Sorgen und Nöte teilen

een boek in drie delen

ein Buch in drei Bänden

een vertrek in tweeën delen

ein Zimmer in zwei Teile teilen

die delen vormen een geheel

die Teile bilden ein Ganzes

ik kan uw mening niet delen

ich bin nicht Ihrer Meinung

iem in de winst laten delen

jdn am Gewinn beteiligen

iem in zijn vreugde laten delen

mit jdm seine Freude teilen

lief en leed met iem delen (iets aangenaams)

Freud und Leid miteinander teilen

de werkende delen van een machine

die mechanischen Teile einer Maschine