Translations for „fatsoenlijk“ in the Dutch » German Dictionary

fat·soen·lijk <fatsoenlijke, fatsoenlijker, fatsoenlijkst> [fɑtsunlək] ADJ

1. fatsoenlijk (net(jes)):

fatsoenlijk

anständig

iets fatsoenlijk vragen

etw höflich fragen

2. fatsoenlijk ook fig:

fatsoenlijk (niet vies)

sauber

fatsoenlijk (nauwkeurig)

säuberlich

3. fatsoenlijk:

fatsoenlijk (behoorlijk)

ordentlich

fatsoenlijk (achtenswaardig)

anständig

fatsoenlijk Engels spreken

ganz ordentlich Englisch sprechen

je kunt hier geen fatsoenlijke krant kopen

hier kann man keine anständige Zeitung kaufen

fatsoenlijk kunnen leven van een pensioen

von seiner Rente ganz gut leben können

dat is tenminste een fatsoenlijk voorstel

das ist wenigstens ein vernünftiger Vorschlag

geen fatsoenlijk woord uit kunnen brengen

keine drei Sätze zusammenbekommen

Usage examples with fatsoenlijk

fatsoenlijk Engels spreken

ganz ordentlich Englisch sprechen

iets fatsoenlijk vragen

etw höflich fragen

dat is tenminste een fatsoenlijk voorstel

das ist wenigstens ein vernünftiger Vorschlag

geen fatsoenlijk woord uit kunnen brengen

keine drei Sätze zusammenbekommen

fatsoenlijk kunnen leven van een pensioen

von seiner Rente ganz gut leben können

geen fatsoenlijk [o. zinnig ] woord kunnen uitbrengen

keine drei Sätze zusammenbekommen inf