Translations for „festgottesdienst“ in the Dutch » German Dictionary

be·stel·dienst <besteldienst|en> [bəstɛldinst] N m

1. besteldienst (expeditieafdeling):

besteldienst

Versandabteilung f

2. besteldienst (expeditiebedrijf):

besteldienst

Spedition f

besteldienst

Speditionsfirma f

gods·dienst <godsdienst|en> [ɣɔtsdinst] N m

1. godsdienst:

godsdienst (leerstellingen, plechtigheden)

Religion f

godsdienst (geloof, kerk(gemeenschap))

Konfession f

godsdienst (geloof, belijdenis)

Bekenntnis nt

de heersende godsdienst

die vorherrschende Religion

2. godsdienst (het dienen van een god):

godsdienst

Religionsausübung f

vei·lig·heids·dienst <veiligheidsdienst|en> [vɛiləxhɛitsdinst] N m

veiligheidsdienst

Nachrichtendienst m

veiligheidsdienst

Geheimdienst m

binnenlandse veiligheidsdienst

Inlandsnachrichtendienst

pers·dienst <persdienst|en> [pɛrzdinst] N m

persdienst

Pressedienst m

persdienst

Pressestelle f

persdienst (van de regering)

Presseamt nt

staats·gods·dienst <staatsgodsdienst|en> [statsxɔtsdinst] N m

staatsgodsdienst

Staatsreligion f

we·reld·gods·dienst <wereldgodsdienst|en> [werəltxɔtsdinst] N m

wereldgodsdienst

Weltreligion f

ere·dienst <eredienst|en> [erədinst] N m

1. eredienst (kerkdienst):

eredienst

Gottesdienst m

2. eredienst fig:

eredienst

Kult m