Dutch » German

Translations for „gapen“ in the Dutch » German Dictionary (Go to German » Dutch)

ga·pen <gaapte, h. gegaapt> [ɣapə(n)] VB intr

1. gapen (geeuwen):

gapen
hij zit maar te gapen

2. gapen (met open mond staan staren):

gapen
gaffen pej
met open mond staan gapen

Usage examples with gapen

hij zit maar te gapen

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski