Translations for „geslachtsdelen“ in the Dutch » German Dictionary

ge·slachts·le·ven [ɣəslɑxtslevə(n)] N nt geen pl

geslachtsleven

Sexualleben nt

ge·slachts·drift [ɣəslɑxtsdrɪft] N f geen pl

geslachtsdrift

Sexualtrieb m

geslachtsdrift

Geschlechtstrieb m

geslachtsdrift

Fortpflanzungstrieb m

ge·slachts·ver·keer [ɣəslɑxtsfərker] N nt geen pl

geslachtsverkeer

Geschlechtsverkehr m

geslachtsverkeer

Sexualverkehr m

geslachtsverkeer vóór het huwelijk

vorehelicher Geschlechtsverkehr f

ge·slachts·ziek·te <geslachtsziekte|n, geslachtsziekte|s> [ɣəslɑxtsiktə] N f

geslachtsziekte

Geschlechtskrankheit f

ge·slachts·or·gaan <geslachtsor|ganen> [ɣəslɑxtsɔrɣan] N nt

geslachtsorgaan

Geschlechtsorgan nt

ge·slachts·boom <geslachts|bomen> [ɣəslɑxtsbom] N m

1. geslachtsboom (stamboom):

geslachtsboom

Stammbaum m

geslachtsboom

Ahnentafel f

geslachtsboom

Stammtafel f

2. geslachtsboom (geslachtsregister):

geslachtsboom

Geschlechtsregister nt

geslachtsboom

Geschlechtstafel f

ge·slachts·naam <geslachts|namen> [ɣəslɑxtsnam] N m

1. geslachtsnaam (familie-, achternaam):

geslachtsnaam

Familienname m

geslachtsnaam

Nachname m

geslachtsnaam

Zuname m form

2. geslachtsnaam biol.:

geslachtsnaam

Gattungsname m

ge·slach·te·lijk [ɣəslɑxtələk] ADJ

geslachtelijk

geschlechtlich

geslachtelijk

Geschlechts-

de geslachtelijke gemeenschap

der Geschlechtsverkehr

geslachtelijke voortplanting

geschlechtliche Fortpflanzung f