Translations for „godverdomme“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

ver·dom·men <verdomde, h. verdomd> [vərdɔmə(n)] VB trans

1. verdommen (vertikken):

verdommen

sich weigern

dat verdom ik

ich denke nicht daran

2. verdommen (schelen):

verdommen

völlig wurs(ch)t sein

gods·ver·trou·wen [ɣɔtsfərtrɑuwə(n)] N nt geen pl

godsvertrouwen

Gottvertrauen nt

god·ver·ge·ten² [ɣɔtfərɣetə(n)] ADJ

godvergeten (goddeloos, snood)

gottverdammt

godvergeten (persoon)

gottvergessen

godvergeten onrecht

himmelschreiende(s) Unrecht nt

een godvergeten schooier

ein gottverdammter Lump inf

een godvergeten dorp

ein gottverlassenes Dorf inf

god·ver·la·ten [ɣɔtfərlatə(n)] ADJ

godverlaten

gottverlassen inf

godverlaten

gottvergessen inf

een godverlaten oord

ein gottverlassener Ort inf

een godverlaten schoft

ein verdammter Schuft inf

roer·domp <roerdomp|en> [rurdɔmp] N m dierk.

roerdomp

Rohrdommel f

ou·der·dom [ɑudərdɔm] N m geen pl

ouderdom

Alter nt

de ouderdom van fossielen bepalen

das Alter von Fossilien bestimmen

van ouderdom sterven

an Altersschwäche sterben

de ouderdom komt met gebreken prov

das Alter bringt traurige Gefährten mit

over·doen <deed over, h. overgedaan> [ovərdun] VB trans

1. overdoen (nog eens doen):

overdoen

wiederholen

overdoen

noch einmal tun

overdoen

noch einmal machen

een examen overdoen

eine Prüfung wiederholen

2. overdoen:

overdoen (verkopen)

verkaufen

overdoen (voor weinig geld)

abgeben

zijn meubels aan een vriend overdoen

seine Möbel einem Freund verkaufen

3. overdoen:

overdoen (van het ene in het andere doen, overgieten: vloeistof)

umgießen

overdoen (van het ene in het andere doen, overgieten: vaste stof)

umschütten

overdoen (van het ene in het andere doen, overpakken)

umpacken

ver·doemd INTERJ

verdoemd → verdomd

See also verdomd

ver·domd [vərdɔmt] ADJ

verdomd

verdammt

verdomd

verflucht

je hebt (wel) verdomd veel lef

du bist aber verdammt frech

verdomd als het niet waar is

der Teufel soll mich holen, wenn das nicht stimmt

ver·do·rie [vərdori] INTERJ

verdorie

verdammt (noch mal)

verdorie

zum Teufel

over·do·sis <overdosis|sen, over|doses> [ovərdozɪs] N f

overdosis

Überdosis f

ver·doe·men <verdoemde, h. verdoemd> [vərdumə(n)] VB trans

verdoemen

verdammen