Translations for „hersenactiviteit“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

re·pre·sen·ta·ti·vi·teit [reprezɛntativitɛɪt] N f geen pl

representativiteit

Repräsentanz f

in·ac·ti·vi·teit <inactiviteit|en> [ɪnɑktivitɛɪt] N f

inactiviteit

Untätigkeit f

inactiviteit

Inaktivität f form

se·lec·ti·vi·teit [selɛktivitɛit] N f geen pl

selectiviteit

Trennschärfe f

selectiviteit

Selektivität f form

sen·si·ti·vi·teit [sɛnsitivitɛɪt] N f geen pl

sensitiviteit

Sensitivität f

sensitiviteit

Sensibilität f

cre·a·ti·vi·teit [krejativitɛit] N f geen pl

creativiteit

Kreativität f

creativiteit (scheppingsvermogen)

Schöpferkraft f

creativiteit (scheppingsactiviteit)

Schaffenskraft f

re·la·ti·vi·teit <relativiteit|en> [relativitɛit] N f

relativiteit

Relativität f

ac·ti·vi·teit <activiteit|en> [ɑktivitɛit] N f

activiteit

Aktivität f

overlopen van activiteit

vor Aktivität sprühen

non-ac·ti·vi·teit N f

non-activiteit → non-actief¹

See also non-actief , non-actief

non-ac·tief² [nɔnɑktif] ADJ

non-actief

nicht aktiv

non-ac·tief¹ [nɔnɑktif] N nt geen pl

op non-actief staan (tijdelijk)

sich im einstweiligen Ruhestand befinden

op non-actief staan (definitief)

aus dem Berufsleben ausgeschieden sein

op non-actief stellen (tijdelijk)

in den einstweiligen Ruhestand versetzen

op non-actief stellen (definitief)

in den Ruhestand versetzen

ra·dio·ac·ti·vi·teit [radijoɑktivitɛit] N f geen pl

radioactiviteit

Radioaktivität f

pro·duc·ti·vi·teit [prodʏktivitɛit] N f geen pl

productiviteit

Produktivität f

sub·jec·ti·vi·teit [sʏpjɛktivitɛit] N f geen pl

subjectiviteit

Subjektivität f

fes·ti·vi·teit <festiviteit|en> [fɛstivitɛit] N f

festiviteit

Festlichkeit f

festiviteit

Fest nt

in·ven·ti·vi·teit [ɪnvɛntivitɛit] N f geen pl

inventiviteit

Erfindungsgabe f

se·ro·po·si·ti·vi·teit N f geen pl

seropositiviteit

Seropositivität f

seropositiviteit (hiv)

HIV-Positivität f