Translations for „kaarten“ in the Dutch » German Dictionary

kaar·ten <kaartte, h. gekaart> [kartə(n)] VB intr

kaarten

Karten spielen

Usage examples with kaarten

kaarten wegwerpen

Karten abwerfen [o. ablegen]

goochelen met kaarten

mit Karten zaubern

de kaarten schudden

die Karten mischen

het spel kaarten

das Kartenspiel

een stel kaarten

ein Spiel Karten

een potje kaarten

eine Partie Karten spielen

een spel kaarten

ein Satz [o. Spiel] Karten

z'n kaarten blootleggen

seine Karten aufdecken

een pak kaarten

ein Stapel Karten

kaarten verkrijgbaar aan de zaal

Karten erhalten Sie am Eingang

wie moet de kaarten ronddelen?

wer muss geben?

zijn kaarten op tafel leggen fig

die [o. seine] Karten auf den Tisch legen

de kaarten liggen nu anders fig

das Blatt hat sich gewendet

geef me wat geld/kaarten

gib mir etwas Geld/ein paar Karten

hoeveel kaarten liggen er op stok?

wie viel Karten liegen im Stock?