Dutch » German

Translations for „zaal“ in the Dutch » German Dictionary (Go to German » Dutch)

zaal <zalen> [zal] N f

2. zaal (sportzaal):

zaal
Turnhalle f
zaal
Sporthalle f

Usage examples with zaal

een volle zaal trekken
ein ausverkauftes Haus haben
de zaal stroomt vol
der Saal füllt sich
deze zaal galmt sterk
dieser Saal hallt sehr
de zaal plat krijgen
das Publikum hinreißen [o. begeistern]
de zaal ging plat
der ganze Saal war hin und weg
een sterk bezette zaal
ein gut besetzter Saal
achteraan in de zaal
hinten im Saal
een zaal overschreeuwen
einen Saal überschreien
een volle zaal
ein voller Saal
een prachtige zaal
ein prächtiger Saal
de zaal meekrijgen
den Saal mitreißen
kaarten verkrijgbaar aan de zaal
Karten erhalten Sie am Eingang
zaal open om 19 uur
Einlass 19 Uhr
verschillende toehoorders verlieten de zaal
verschiedene [o. mehrere] Zuhörer verließen den Saal
in de zaal kunnen 500 mensen
in den Saal passen 500 Menschen rein
de zaal begint zich te vullen
der Saal beginnt sich zu füllen
de zaal stond op zijn kop fig
der Saal stand Kopf
er gaan 500 mensen in de zaal
der Saal fasst 500 Leute
er heerste grote stilte in de zaal
es herrschte eine unheimliche Stille im Saal

Browse the dictionary

Dutch

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski
Browse the dictionaries
Most popular