Translations for „mars“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

mars¹ <mars|en> [mɑrs] N f

1. mars (tocht):

mars

Marsch m

zich op mars begeven

sich in Marsch setzen

2. mars muz.:

mars

Marsch m

de Radetzky mars

der Radetzkymarsch

hij heeft niet veel in zijn mars fig

er hat nicht viel auf dem Kasten inf

mars² [mɑrs] INTERJ

mars

marsch

voorwaarts mars!

vorwärts marsch!

Mars [mɑrs]

Mars

Mars m

Translations for „mars“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

Mars¹ <Mars> [mars] N m kein pl (römischer Kriegsgott)

Mars

Mars

Mars² <Mars, Marse[o. Marsen] > [mars] N m nt f NAUT

Mars

mastkorf

Mars

mars

Usage examples with mars

ingerukt mars!

weg(ge)treten!

voorwaarts mars!

vorwärts marsch!

zich op mars begeven

sich in Marsch setzen

de stille mars

der Schweigemarsch

de Radetzky mars

der Radetzkymarsch

hij heeft niet veel in zijn mars fig

er hat nicht viel auf dem Kasten inf

niet veel in zijn mars hebben

schwach auf der Brust sein

niet veel in zijn mars hebben

nicht viel auf dem Kasten haben

hij heeft heel wat in zijn mars

er hat schon etw vorzuweisen inf (nachweisen)