Dutch » German

Translations for „maten“ in the Dutch » German Dictionary (Go to German » Dutch)

ma·ten VB

maten 3. pers pl imp van meten¹, meten², meten³

See also meten , meten , meten

me·ten3 <mat zich, h. zich gemeten> [metə(n)] VB wk ww

meten zich meten (wedijveren):

me·ten2 <mat, h. gemeten> [metə(n)] VB intr

1. meten (lengte, oppervlakte, inhoud e.d. bepalen):

met twee maten meten fig

2. meten (bepaalde afmeting hebben):

hij meet 1,70 m
er misst 1,70 m

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski