Translations for „menstruerend“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

men·stru·e·ren <menstrueerde, h. gemenstrueerd> [mɛnstrywerə(n)] VB intr

menstrueren

menstruieren

menstrueren

seine Tage haben euph inf

in·stru·e·ren <instrueerde, h. geïnstrueerd> [ɪnstrywerə(n)] VB trans

1. instrueren:

instrueren (onderrichten)

instruieren

instrueren (bij praktische vaardigheid, lichamelijk werk)

anleiten

2. instrueren (instructie(s) geven):

instrueren

instruieren

instrueren

anweisen

con·stru·e·ren <construeerde, h. geconstrueerd> [kɔnstrywerə(n)] VB trans

construeren

konstruieren

re·con·stru·e·ren <reconstrueerde, h. gereconstrueerd> [rekɔnstrywerə(n)] VB trans

reconstrueren

rekonstruieren

con·sti·tu·e·rend [kɔnstitywerənt] ADJ

constituerend

konstituierend

constituerende vergadering

verfassunggebende Versammlung

mens·lie·vend [mɛnslivənt] ADJ

menslievend

menschenfreundlich

men·stru·a·tie [mɛnstrywa(t)si] N f geen pl

menstruatie

Menstruation f

menstruatie

Monatsblutung f

men·sen·vriend <mensenvriend|en> [mɛnsə(n)vrint] N m

mensenvriend

Menschenfreund m

mensenvriend

Philanthrop m form