Translations for „notreparatur“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

re·pa·ra·teur <reparateur|s> [reparatør] N m

reparateur

Mechaniker m

re·pa·ra·tie <reparatie|s> [repara(t)si] N f

1. reparatie:

reparatie (herstelling)

Reparatur f

reparatie (herstelling)

Ausbesserung f

reparatie (aan gebouwen ook)

Instandsetzungsarbeit f

reparaties aanbrengen

Reparaturen vornehmen

iets in reparatie geven

etw zur Reparatur geben

aan reparatie toe zijn

reparaturbedürftig sein

2. reparatie (vergoeding):

reparatie

Reparation f

reparatie

Wiedergutmachung f

aan·bouw·ap·pa·ra·tuur [ambɑuɑparatyr] N f geen pl

aanbouwapparatuur

Zusatzgeräte pl

pre·pa·raat <prepa|raten> [preparat] N nt

preparaat

Präparat nt

ap·pa·ra·tuur [ɑparatyr] N f geen pl

apparatuur

Apparatur f

rand·ap·pa·ra·tuur [rɑntɑparatyr] N f geen pl

randapparatuur

Zusatzgeräte pl

randapparatuur comput.

periphere Geräte pl

randapparatuur comput.

Peripherie f

com·pa·ra·tie [kɔmpara(t)si] N f geen pl

comparatie

Steigerung f

comparatie

Komparation f spec

no·ta·ri·aat <nota|riaten> [notar(i)jat] N nt

notariaat

Notariat nt