Translations for „operabilität“ in the Dutch » German Dictionary

re·ha·bi·li·ta·tie <rehabilitatie|s> [rehabilita(t)si] N f

1. rehabilitatie ((eer)herstel):

rehabilitatie

Rehabilitierung f

rehabilitatie

Rehabilitation f

2. rehabilitatie:

rehabilitatie (renovatie)

Renovierung f

rehabilitatie (restauratie)

Wiederherstellung f

ope·ra·tie·zaal N f

operatiezaal → operatiekamer

See also operatiekamer

ope·ra·tie·ka·mer <operatiekamer|s> [opəra(t)sikamər] N f

operatiekamer

Operationssaal m

ren·ta·bi·li·teit [rɛntabilitɛit] N f geen pl

rentabiliteit

Rentabilität f

sol·va·bi·li·teit [sɔlvabilitɛɪt] N f geen pl

solvabiliteit

Solvenz f

solvabiliteit

Zahlungsfähigkeit f

ope·ra·tie <operatie|s> [opəra(t)si] N f

1. operatie:

operatie med., mil.

Operation f

een operatie ondergaan

sich einer Operation unterziehen

2. operatie econ.:

operatie

Transaktion f

ope·ra·tor <operator|en, operator|s> [ɔpəretər, operatɔr] N m

operator

Operator m

ope·ra·tief [operatif] ADJ

operatief

operativ

ope·ra·ti·o·neel [opera(t)ʃonel] ADJ

1. operationeel (hanteerbaar):

operationeel

gebrauchsfähig

operationeel

verwendungsfähig

2. operationeel mil.:

operationeel

einsatzbereit

im·pon·de·ra·bi·lia [ɪmpɔndərabilija] N pl

imponderabilia

Unwägbarkeiten pl

imponderabilia

Imponderabilien pl form

sta·bi·li·teit [stabilitɛit] N f geen pl

stabiliteit

Stabilität f