Translations for „rechtgelovig“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

licht·ge·lo·vig [lɪxtxəlovəx] ADJ

lichtgelovig

leichtgläubig

rechts·gel·dig [rɛxtsxɛldəx] ADJ

rechtsgeldig

rechtsgültig

rechtsgeldig

rechtskräftig

rechtsgeldig

rechtswirksam

niet rechtsgeldig

rechtsungültig

niet rechtsgeldig

rechtsunwirksam

niet rechtsgeldig

nicht rechtsgültig

rech·te·loos [rɛxtəlos] ADJ

1. rechteloos (zonder rechten):

rechteloos

rechtlos

2. rechteloos gesch. (vogelvrij):

rechteloos

vogelfrei

rechteloos

geächtet

3. rechteloos (waarin geen recht heerst):

rechteloos

gesetzlos

een rechteloze maatschappij

eine gesetzlose Gesellschaft

on·ge·lo·vig <ongelovige, ongeloviger, ongelovigst> [ɔŋɣəlovəx] ADJ

ongelovig

ungläubig

bij·ge·lo·vig <bijgelovige, bijgeloviger, bijgelovigst> [bɛiɣəlovəx] ADJ

bijgelovig

abergläubisch

goed·ge·lo·vig <goedgelovige, goedgeloviger, goedgelovigst> [ɣutxəlovəx] ADJ

goedgelovig

gutgläubig

goedgelovig (lichtgelovig)

leichtgläubig

goedgelovig (lichtgelovig)

vertrauensselig

recht·ge·aard [rɛxtxəart] ADJ

rechtgeaard

rechtschaffen

rechtgeaard (echt)

echt

rechtgeaard (echt)

richtig

iedere rechtgeaarde Fransman

jeder echte Franzose

recht·ma·tig [rɛxtmatəx] ADJ

1. rechtmatig (wettig):

rechtmatig

rechtmäßig

rechtmatig aanspraak maken op

einen rechtmäßigen Anspruch erheben auf +acc

2. rechtmatig (gerechtvaardigd):

rechtmatig

gerecht(fertigt)

rechtmatig

berechtigt

een rechtmatige straf

eine gerechte Strafe