Translations for „resultaat“ in the Dutch » German Dictionary

re·sul·taat <resul|taten> [rezʏltat] N nt

1. resultaat (uitslag):

resultaat

Ergebnis nt

resultaat

Resultat nt

een goed resultaat boeken

gut abschneiden

zonder resultaat blijven

ergebnislos bleiben

2. resultaat (positieve uitkomst):

resultaat

Erfolg m

de onderhandelingen hebben niet tot resultaat geleid

die Verhandlungen führten nicht zum Erfolg

3. resultaat (opbrengst):

resultaat

Ergebnis nt

resultaat

Resultat nt

resultaat opleveren

zu einem Ergebnis führen

Usage examples with resultaat

resultaat opleveren

zu einem Ergebnis führen

een goed resultaat boeken

gut abschneiden

zonder resultaat blijven

ergebnislos bleiben

een pover resultaat

ein mageres Ergebnis

een nutteloos resultaat

ein nutzloses Ergebnis

dit resultaat is stellig beter

dieses Ergebnis ist entschieden besser

het resultaat van de verkiezingen

der Ausgang der Wahlen

de onderhandelingen hebben niet tot resultaat geleid

die Verhandlungen führten nicht zum Erfolg

getuige het resultaat heeft zij zich veel moeite getroost

sie hat sich viel Mühe gegeben, wie das Resultat beweist