Translations for „schlimmen“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

schram·men <schramde, h. geschramd> [sxrɑmə(n)] VB trans

schrammen

schrammen

schrammen

ritzen

schrammen

reißen

ik heb mijn hand geschramd

ich habe mir die Hand geschrammt [o. geritzt]

zich aan een doorn schrammen

sich an einem Dorn ritzen

af·klim·men <klom af, i. afgeklommen> [ɑfklɪmə(n)] VB intr

afklimmen

heruntersteigen

afklimmen

hinuntersteigen

be·klim·men <beklom, h. beklommen> [bəklɪmə(n)] VB trans

beklimmen

besteigen

beklimmen

ersteigen

beklimmen

erklettern

beklimmen (moeizaam)

erklimmen

op·klim·men <klom op, i. opgeklommen> [ɔpklɪmə(n)] VB intr

1. opklimmen (naar boven klimmen):

opklimmen

hinaufsteigen

opklimmen

heraufsteigen

opklimmen

hinaufklettern

opklimmen

heraufklettern

de berg opklimmen

den Berg hinaufsteigen [o. hochsteigen]

2. opklimmen:

opklimmen (rang)

aufsteigen

opklimmen (rang)

aufrücken

opklimmen (salaris)

steigen