Translations for „straathoer“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

straat·hond <straathond|en> [strathɔnt] N m

1. straathond (zwerfhond):

straathond

Straßenköter m

2. straathond (niet-rashond):

straathond

Promenadenmischung f hum

straat·hoek·werk [strathukwɛrək] N nt geen pl

straathoekwerk

Streetwork nt

straat·je <straatje|s> [stracə] N nt

1. straatje (kleine straat):

straatje

Gasse f

een straatje omlopen

einen (kleinen) Spaziergang machen

2. straatje:

straatje (plaveisel naar een deur)

Weg m

straatje (door tuin)

Gartenweg m

zijn eigen straatje schoonvegen fig

sich rein waschen

in iems straatje praten fig

jdm nach dem Mund reden

dat was precies in zijn straatje fig

≈ das war für ihn ein gefundenes Fressen

straat·weg <straatweg|en> [stratwɛx] N m

straatweg

Straße f

straatweg (geplaveid)

Pflasterstraße f

straat·deur <straatdeur|en> [stradør] N f

straatdeur

Außentür f

straatdeur

Haustür f

straat·dief <straat|dieven> [stradif] N m

straatdief

Straßenräuber m