Dutch » German

speel·ge·noot N m

speelgenoot → speelkameraad

See also speelkameraad

speel·ka·me·raad <speelkame|raden, speelkameraad|s> [spelkamərat] N m

streek·post [strekpɔst] N f geen pl

streek·school <streek|scholen> [streksxol] N f

1. streekschool (voor leerlingen uit de hele streek):

2. streekschool (in het kader van het leerlingenstelsel):

reis·ge·noot <reisge|noten> [rɛisxənot] N m

deel·ge·noot <deel|genoten> [delɣənot] N m

2. deelgenoot (compagnon):

stu·die·ge·noot <studiege|noten> [stydiɣənot] N m

ka·mer·ge·noot <kamerge|noten> [kamərɣənot] N m

par·tij·ge·noot <partijge|noten> [pɑrtɛiɣənot] N m

soort·ge·noot <soortge|noten> [sortxənot] N m

streek·mu·se·um <streekmu|sea, streekmuseum|s> [strekmyzejʏm] N nt

streek·ro·man <streekroman|s> [strekromɑn] N m

hu·ge·noot <huge|noten> [hyɣənot] N m

lot·ge·noot <lotge|noten> [lɔtxənot] N m

ambt·ge·noot <ambtge|noten> [ɑmtxənot] N m

bond·ge·noot <bondge|noten> [bɔntxənot] N m

2. bondgenoot (iem met hetzelfde doel):

land·ge·noot <landge|noten> [lɑntxənot] N m

naam·ge·noot <naamge|noten> [namɣənot] N m form

huis·ge·noot <huisge|noten> [hœysxənot] N m

jaar·ge·noot <jaarge|noten> [jarɣənot] N m

1. jaargenoot (medestudent):

2. jaargenoot (leeftijdgenoot):


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski