Translations for „suikerspiegel“ in the Dutch » German Dictionary

ui·len·spie·gel <uilenspiegel|s> [œylə(n)spiɣəl] N m

uilenspiegel

Eulenspiegel m

Tijl Uilenspiegel

Till Eulenspiegel

sui·ker·biet <suikerbiet|en> [sœykərbit] N f

suikerbiet

Zuckerrübe f

sui·ker·riet [sœykərit] N nt geen pl

suikerriet

Zuckerrohr nt

sui·ker·ziek·te [sœykərziktə] N f geen pl

suikerziekte

Zuckerkrankheit f

suikerziekte

Zucker m inf

aan suikerziekte lijden

an Diabetes leiden

aan suikerziekte lijden

zuckerkrank sein

zee·spie·gel <zeespiegel|s> [zespiɣəl] N m

zeespiegel

Meeresspiegel m

twee meter boven de zeespiegel

zwei Meter über dem Meeresspiegel

zij·spie·gel <zijspiegel|s> [zɛispiɣəl] N m

zijspiegel

Seitenspiegel m

bloed·spie·gel <bloedspiegel|s> [blutspiɣəl] N m

bloedspiegel

Blutspiegel m

druk·spie·gel <drukspiegel|s> [drʏkspiɣəl] N m

drukspiegel

Satzspiegel m

sui·ker·pot <suikerpot|ten> [sœykərpɔt] N m

suikerpot

Zuckerdose f

sui·ker·tan·te <suikertante|s> [sœykərtɑntə] N f

suikertante

≈ Erbtante f

sui·ker·zak·je <suikerzakje|s> [sœykərzɑkjə] N nt

suikerzakje

Zuckerbeutel m

weer·spie·ge·len <weerspiegelde, h. weerspiegeld> [werspiɣələ(n)] VB trans ook fig

weerspiegelen

widerspiegeln

weerspiegelen (wederkerend werkwoord)

sich (wider)spiegeln

zijn gezicht weerspiegelde zijn stemming

sein Gesicht spiegelte seine Stimmung wider