Dutch » German

Translations for „titel“ in the Dutch » German Dictionary (Go to German » Dutch)

ti·tel <titel|s> [titəl] N m

1. titel (opschrift van een boek, plaat):

titel
Titel m

2. titel (waardigheid, rang):

titel
Titel m
titel
Grad m
titel
Rang m
de titel van baron
een titel behalen
een titel voeren

3. titel (kwalificatie):

titel
Titel m
onder de titel van
een titel verdedigen SPORTS

4. titel jur. (onderdeel van een wet):

titel
Titel m

5. titel jur. (rechtsgrond):

titel
titel

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski