Translations for „tranen“ in the Dutch » German Dictionary

tra·nen <traande, h. getraand> [tranə(n)] VB intr

1. tranen (traanvocht afscheiden):

tranen

tränen

van uien gaan mijn ogen tranen

vom Zwiebelschneiden tränen mir die Augen

2. tranen (druppels afscheiden):

tranen

bluten

Usage examples with tranen

dikke tranen

dicke Tränen pl

bittere tranen

bittere [o. heiße] Tränen

tot tranen toe bewogen

zu Tränen gerührt

een stortvloed van tranen

ein Strom von Tränen

tranen met tuiten huilen

bitterlich weinen

een floers van tranen

ein Tränenschleier

een rivier van tranen

ein Tränenstrom

een waas van tranen

ein Tränenschleier m

een vloed van tranen

eine Flut von Tränen

in tranen/woede uitbarsten

in Tränen/Wut ausbrechen

baden in tranen (lichaamsvocht)

in Tränen schwimmen

de tranen stuiten

die Tränen stillen

in tranen zijn

in Tränen aufgelöst sein

hete tranen schreien

heiße Tränen vergießen [o. weinen]

iems tranen afwissen fig

jds Tränen trocknen

tranen van vreugde

Freudentränen pl

in tranen uitbreken

in Tränen ausbrechen

zich tranen lachen

Tränen lachen