Translations for „heranrufen“ in the German » Dutch Dictionary

her·ˈan·rei·fen VB intr

1. heranreifen (durch Wachstum werden):

heranreifen

rijpen

heranreifen

rijp worden

2. heranreifen liter fig:

heranreifen (sich langsam konkretisieren)

rijpen

heranreifen (allmählich reifen)

(langzaam) groeien

her·ˈein·ru·fen VB trans irreg

1. hereinrufen (nach drinnen holen):

hereinrufen

binnenroepen

2. hereinrufen (herein bitten):

hereinrufen

verzoeken binnen te komen

her·ˈbei·ru·fen VB trans irreg liter

herbeirufen

erbij roepen

herbeirufen

te hulp roepen

herbeirufen

laten komen

her·ˈvor·ru·fen VB trans irreg

1. hervorrufen:

hervorrufen

tevoorschijn roepen

2. hervorrufen THEAT:

hervorrufen

terugroepen

3. hervorrufen fig:

hervorrufen

teweegbrengen

hervorrufen

veroorzaken

hervorrufen

wekken

Erstaunen hervorrufen

verbazing wekken

her·ˈan·ge·hen VB intr irreg

1. herangehen (zu etw hingehen):

herangehen

naderen

2. herangehen (in Angriff nehmen):

herangehen

aanpakken

herangehen

beginnen

an die Arbeit herangehen

met het werk beginnen

her·ˈan·wa·gen VB refl (heranzukommen wagen)

heranwagen

zich in de buurt wagen

sich an ein heikles Problem heranwagen fig (sich zu beschäftigen wagen)

zich aan een netelig probleem wagen

her·ˈan·rei·chen VB intr

1. heranreichen (bis an etw reichen):

heranreichen

reiken tot

heranreichen

kunnen bereiken

2. heranreichen fig (gleichkommen):

heranreichen

(kunnen) evenaren

heranreichen

zich kunnen meten met

an jdn heranreichen

met iem kunnen wedijveren

her·ˈan·brin·gen VB trans irreg

1. heranbringen (räumlich):

heranbringen

dichterbij brengen

2. heranbringen (vertraut machen):

heranbringen

vertrouwd maken