Translations for „knappend“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

ˈkid·nap·pen [ˈkɪtnɛpn̩] VB trans

kidnappen

kidnappen

ˈKnap·pe <Knappen, Knappen> [ˈknapə] N m

1. Knappe MINING:

Knappe

mijnwerker

2. Knappe HISTORY:

Knappe

schildknaap

knapp [knap] ADJ

1. knapp (gering):

knapp

krap

knapp

schaars

knapp

schraal

knapp

weinig

meine Zeit ist knapp (bemessen)

ik heb weinig tijd

und nicht zu knapp!

en geen klein beetje!

2. knapp (haarscharf):

knapp

krap

knapp auskommen

nauwelijks rondkomen

knapp(e) zwanzig Jahre alt

bijna twintig jaar oud

mit knapper (Mühe und) Not

op 't nippertje

3. knapp (nicht ganz):

knapp

niet helemaal

knapp

bijna

in einer knappen Stunde

in een klein uur

4. knapp (kurz):

knapp

vlak

knapp

dicht

knapp vor der Prüfung

vlak voor het examen

5. knapp (eng (sitzend)):

knapp

nauw(sluitend)

knapp

krap

6. knapp (gerafft):

knapp

bondig

knapp

kort

kurz und knapp

kort en bondig

ˈKnapp·heit <Knappheit> N f kein pl

1. Knappheit (Enge):

Knappheit

krapte

Knappheit

krapheid

2. Knappheit (Bündigkeit):

Knappheit

bondigheid

Knappheit

kortheid

ˈschnap·pen¹ [ˈʃnapn̩] VB intr

1. schnappen (ergreifen):

schnappen

snappen

schnappen

happen

2. schnappen (schnaufen):

schnappen

snakken

schnappen

hijgen

3. schnappen (klappen):

schnappen

(dicht)klappen

schnappen

(dicht)springen

schnappen

knippen

ins Schloss schnappen

dichtsnappen

4. schnappen (öffnen):

schnappen

(open)springen

ˈum·klap·pen¹ VB intr inf (umkippen)

umklappen

flauwvallen

umklappen

onderuitgaan

ˈzu·klap·pen¹ VB intr

zuklappen

toeslaan

zuklappen

dichtslaan

ˈknapp·hal·ten VB trans irreg inf

knapphalten

(financieel) kort houden

Ver·ˈknap·pung <Verknappung, Verknappungen> N f

1. Verknappung:

Verknappung

schaarste

2. Verknappung:

Verknappung

verkrapping

Verknappung

het krap(per) [o. schaars(er)] worden

ˈschlep·pend [ˈʃlɛpn̩t] ADJ

schleppend (zögerlich)

slepend

schleppend (zögerlich)

sloffend

schleppend (schwerfällig)

moeizaam

schleppend (schwerfällig)

traag

be·ˈrap·pen [bəˈrapn̩] VB trans inf

berappen

dokken (voor)

berappen

opbrengen

berappen

betalen

er·ˈtap·pen¹ [-ˈtapn̩] VB trans

ertappen

betrappen