Translations for „knopend“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

ˈknos·pen [ˈknɔspn̩] VB intr

knospen

knoppen

knospen

uitlopen

knospen

uitbotten ook fig.

ˈkno·ten [ˈknoːtn̩] VB trans

knoten

knopen

knoten

een knoop leggen

knoten

binden

ˈknöp·fen [ˈknœ͜pfn̩] VB trans (mit Knopflöchern)

knöpfen

knopen

knöpfen

openknopen

knöpfen

toeknopen

ˈKno·ten <Knotens, Knoten> [ˈknoːtn̩] N m

1. Knoten (Verschlingung):

Knoten

knoop

Knoten

steek

der gordische Knoten

de gordiaanse knoop

2. Knoten (Haarknoten):

Knoten

(haar)wrong

Knoten

dot

Knoten

knot

3. Knoten (im Holz, in der Pflanzenkunde):

Knoten

knoest

Knoten

kwast

4. Knoten:

Knoten ((Autobahn)Kreuz)

knoop(punt)

Knoten (Schnittstelle, Kreuzung)

snijpunt nt

5. Knoten:

Knoten THEAT, CINE, LIT

knoop

Knoten THEAT, CINE, LIT

intrige

Knoten THEAT, CINE, LIT

plot

6. Knoten MED (z. B. in der Brust):

Knoten

knobbel

7. Knoten MED:

Knoten

(zenuw)knoop

8. Knoten:

Knoten PHYS, NAUT, ASTRON, MATH

knoop

9. Knoten fig:

Knoten

knoop

Knoten

moeilijkheid

bei jdm ist der Knoten geplatzt inf fig

iem doorbreekt eindelijk de barrière

bei jdm ist der Knoten geplatzt inf fig

bij iem valt eindelijk het kwartje

ˈkno·beln [ˈknoːbl̩n] VB intr

1. knobeln (würfeln):

knobeln

knobelen

knobeln

gokken

knobeln

tossen

2. knobeln inf (nachgrübeln):

knobeln

piekeren

stu·ˈpend [ʃtuˈpɛnt, st-] ADJ liter

stupend

verbazingwekkend

stupend

enorm