Dutch » German

ge·trei·ter [ɣətrɛɪtər] N nt geen pl

re·frein <refrein|en> [rəfrɛin] N nt (herhaalde versregels)

me·ri·te <merite|s> [meritə] N f

ge·fluis·ter [ɣəflœystər] N nt geen pl

ge·flo·ten VB

gefloten volt. deelw. van fluiten¹, fluiten²

See also fluiten , fluiten

flui·ten2 <floot, h. gefloten> [flœytə(n)] VB intr

2. fluiten (fluitinstrument bespelen):

flui·ten1 <floot, h. gefloten> [flœytə(n)] VB trans

1. fluiten (geluid voortbrengen):

2. fluiten (als scheidsrechter leiden):

ge·for·ceerd [ɣəfɔrsert] ADJ

2. geforceerd (bovenmatige inspanning vereisend):

forciert form

eli·te <elite|s> [elitə] N f

trai·te <traite|s> [trɛːtə] N f fin.

web·site <website|s> [wɛpsɑjt] N f

af·rei·zen1 <reisde af, h./i. afgereisd> [ɑfrɛizə(n)] VB trans (geheel doorreizen)


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski