Translations for „afvoerput“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

af·voer·pijp <afvoerpijp|en> [ɑfurpɛip] N f

afvoerpijp

Abflussrohr nt

afvoerpijp (van de dakgoot)

Abfallrohr nt

af·voe·ren <voerde af, h. afgevoerd> [ɑfurə(n)] VB trans

1. afvoeren:

afvoeren (naar elders (ver)voeren)

abtransportieren

afvoeren (mensen, dieren)

wegführen

gevangenen afvoeren

Gefangene abführen

dat pad voert u van de stad af

dieser Weg führt Sie von der Stadt weg

2. afvoeren:

afvoeren (naar beneden, afwaarts voeren: levend wezen)

hinunterführen

afvoeren (naar beneden, afwaarts voeren: waren)

hinuntertransportieren

die rivier voert veel slib af

der Fluss führt viel Schlamm mit sich

3. afvoeren (schrappen):

afvoeren

streichen

iem van de ledenlijst afvoeren

jdn von der Mitgliederliste streichen

af·voer [ɑfur] N m geen pl

1. afvoer (vervoer naar elders):

afvoer

Abfuhr f

afvoer

Transport m

de fabriek ligt gunstig voor de afvoer van goederen

die Fabrik liegt günstig für den Abtransport von Gütern

2. afvoer (het afwaarts voeren):

afvoer

Abfluss m

3. afvoer (pijp):

afvoer

Abfluss m

afvoer techn.

Auslass m

wa·ter·put <waterput|ten> [watərpʏt] N m

waterput

Brunnen m

waterput

Schöpfbrunnen m

waterput (regenwater)

Zisterne f

beer·put <beerput|ten> [berpʏt] N m

beerput

Senkgrube f

af·vaart <afvaart|en> [ɑfart] N f

afvaart

Abfahrt f