Dutch » German

vlei·e·rij <vleierij|en> [vlɛiərɛi] N f

1. vleierij (het vleien, gevleid worden):

2. vleierij (compliment):

ble·ken1 <bleekte, h. gebleekt> [blekə(n)] VB trans

bles·se·ren <blesseerde, h. geblesseerd> [blɛserə(n)] VB trans

ka·zer·ne <kazerne|s> [kazɛrnə] N f

bleek1 <bleke, bleker, bleekst> [blek] ADJ

2. bleek (zeer licht van kleur; mat, flauw):

blè·ren <blèrde, h. geblèrd> [blɛːrə(n)] VB intr

1. blèren (personen):

plärren inf

2. blèren (schapen):

mähen inf

bles·su·re <blessure|s, blessure|n> [blɛsyrə] N f

poei·e·ren VB trans

poeieren → poederen

See also poederen

poe·de·ren <poederde, h. gepoederd> [pudərə(n)] VB trans

1. poederen (met poeder bestrooien):

2. poederen (met sneeuw inwrijven):


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski