Translations for „etw“ in the Dutch » German Dictionary

ets <ets|en> [ɛts] N f

1. ets (geëtste plaat):

ets

Platte f

2. ets (afdruk):

ets

Radierung f

3. ets (werkwijze):

ets

Radierung f

btw [betewe] N f geen pl

btw

MwSt. f

eten¹ [etə(n)] N nt geen pl

1. eten (voedsel):

eten

Essen nt

geen eten hebben

kein Essen haben

ongezond eten

ungesunde Ernährung f

warm eten

warme(s) Essen nt

2. eten (maaltijd):

eten

Essen nt

zijn eten laten staan

keinen Bissen anrühren

onder het eten

bei Tisch

eter <eter|s> [etər] N m

eter

Esser m

eter (tafelgast)

Tischgast m

een flinke eter zijn

ein starker Esser sein

zij hebben eters vandaag

sie haben heute Tischgäste

etc.

etc.

etc.

etc.

usw.

etui <etui|s> [etwi] N nt

etui

Etui nt

etui

Futteral nt

eeuw <eeuw|en> [ew] N f

1. eeuw (tijdvak van honderd jaar):

eeuw

Jahrhundert nt

de 18e eeuw

das 18. Jahrhundert

in de loop der eeuwen

im Laufe der Jahrhunderte

2. eeuw (lange tijd):

eeuw

Ewigkeit f

we hebben je al in geen eeuw gezien

wir haben dich seit Ewigkeiten nicht gesehen

3. eeuw (tijdperk):

eeuw

Zeitalter nt

de gouden eeuw

das Goldene Zeitalter

de eeuw van de verlichting

das Zeitalter der Aufklärung

erwt <erwt|en> [ɛrt] N f

erwt

Erbse f

erts <erts|en> [ɛrts] N nt

erts

Erz nt

erts winnen

Erz abbauen [o. gewinnen]

stuw <stuw|en> [styw] N m

stuw

Stauwerk nt

stuw

Stauanlage f

stuw

Wehr nt