Translations for „omhooghalen“ in the Dutch » German Dictionary

om·hoog·til·len <tilde omhoog, h. omhooggetild> [ɔmhoxtɪlə(n)] VB trans ook fig

omhoogtillen

heben

omhoogtillen

hochheben

om·hoog·gaan <ging omhoog, i. omhooggegaan> [ɔmhoxan] VB intr

omhooggaan

nach oben gehen

omhooggaan

in die Höhe gehen

omhooggaan

emporgehen form

omhooggaan

hochgehen

omhooggaan

hinaufgehen

omhooggaan (prijzen, temperatuur)

steigen

om·laag·ha·len <haalde omlaag, h. omlaaggehaald> [ɔmlaxhalə(n)] VB trans

1. omlaaghalen (neerhalen):

omlaaghalen

herunterholen

2. omlaaghalen (in waarde of aanzien doen dalen):

omlaaghalen

herabwürdigen

omlaaghalen

herabsetzen

over·hoop·ha·len <haalde overhoop, h. overhoopgehaald> [ovərhophalə(n)] VB trans

1. overhoophalen (dooreengooien):

overhoophalen

durcheinanderwerfen

overhoophalen

auf den Kopf stellen

2. overhoophalen fig:

overhoophalen

durcheinanderbringen

om·hoog·ste·ken¹ <stak omhoog, h. omhooggestoken> [ɔmhoxstekə(n)] VB trans (in de hoogte steken)

omhoogsteken

hochrecken

omhoogsteken

in die Höhe recken

omhoogsteken

emporrecken form

hij stak de beide armen omhoog

er reckte beide Arme hoch [o. empor]

zijn vingers omhoogsteken

seine Hand heben

om·hoog·wer·ken <werkte zich omhoog, h. zich omhooggewerkt> [ɔmhoxwɛrkə(n)] VB wk ww

omhoogwerken zich omhoogwerken:

omhoogwerken

sich hocharbeiten

omhoogwerken

sich emporarbeiten

om·hoog·zit·ten <zat omhoog, h. omhooggezeten> [ɔmhoxsɪtə(n)] VB intr

1. omhoogzitten scheepv.:

omhoogzitten

aufsitzen

omhoogzitten

festsitzen

2. omhoogzitten fig:

omhoogzitten (in moeilijkheden verkeren)

in der Klemme sitzen inf

omhoogzitten (in moeilijkheden verkeren)

in Nöten sein form

omhoogzitten (geld)

in Geldnot geraten sein

met iets omhoogzitten (niet kwijtraken)

etw nicht loswerden

met iets omhoogzitten (geen uitweg zien)

sich dat mit etw keinen Rat wissen