Translations for „rijke“ in the Dutch » German Dictionary

rij·ke <rijke|n> [rɛɪkə] N m en f

rijke

Reiche(r) f(m)

Usage examples with rijke

de rijke patser uithangen

den reichen Pinkel herauskehren

een rijke buit binnenhalen

reiche Beute machen

een rijke oogst

eine reiche Ernte

de rijke burgerij

das Besitzbürgertum

een rijke vangst

ein reicher Fang

arme/rijke lui

arme/reiche Leute

erven van een rijke tante

eine reiche Tante beerben

hij heeft een rijke verbeelding

er hat eine blühende Fantasie

als ik in mijn rijke jaren kom

wenn ich einmal reich bin

hij is met een rijke vrouw getrouwd

er hat reich geheiratet

het instituut kan op een rijke traditie bogen

das Institut hat eine reiche Tradition aufzuweisen [o. vorzuweisen]