Translations for „toestand“ in the Dutch » German Dictionary

toe·stand <toestand|en> [tustɑnt] N m

1. toestand:

toestand (gesteldheid)

Zustand m

toestand (situatie)

Lage f

toestand (situatie)

Situation f

toestand (omstandigheden)

Verhältnisse pl

de economische toestand

die wirtschaftliche Lage

de toestand van de patiënt

der Zustand [o. das Befinden] des Patienten

de toestand van het veld/ijs

die Platz-/Eisverhältnisse

2. toestand:

toestand (verwarde, onaangename situatie)

Durcheinander nt

toestand (drukte)

Theater nt

toestand (ophef)

Aufheben(s) nt

toestanden maken

Theater machen inf

het was een (hele) toestand

es herrschte ein ziemliches Durcheinander

Usage examples with toestand

de toestand is gewijzigd

die Lage hat sich gewandelt

de huidige economische toestand

die derzeitige Wirtschaftslage

dat tekent de toestand

das kennzeichnet die Lage

zijn toestand baart zorgen

sein Zustand ist Besorgnis erregend

de toestand is verergerd

die Situation hat sich verschlimmert

in normale toestand

im Normalzustand

de economische toestand

die wirtschaftliche Lage

de toestand overzien

die Lage überblicken

de staatkundige toestand

der politische Zustand

een gespannen toestand

eine gespannte Lage

de feitelijke toestand

die tatsächliche Lage

zich verplaatsen in haar toestand

sich in ihre Lage (hinein)versetzen

in een troosteloze toestand verkeren

sich in einem trostlosen Zustand befinden

zijn toestand gaat zienderogen achteruit

sein Zustand verschlechtert sich zusehends

het was een (hele) toestand

es herrschte ein ziemliches Durcheinander

de toestand van de patiënt

der Zustand [o. das Befinden] des Patienten

de precaire toestand van een patiënt

der bedenkliche Zustand eines Patienten

de toestand is niet erg rooskleurig

die Lage ist nicht gerade rosig

haar toestand is nog steeds hetzelfde

ihr Zustand ist unverändert