Translations for „vegen“ in the Dutch » German Dictionary

ve·gen¹ <veegde, h. geveegd> [veɣə(n)] VB trans

1. vegen (met een bezem):

vegen

(aus)fegen

alles op één hoop vegen

alles zusammenkehren

alles op één hoop vegen fig

alles über einen Kamm scheren

de schoorsteen vegen

den Schornstein fegen

een voorstel van tafel vegen fig

einen Vorschlag vom Tisch wischen

2. vegen (schoonmaken):

vegen

fegen

vegen

wischen

zijn neus vegen

sich dat die Nase wischen

zijn voeten vegen

(sich dat ) die Schuhe abtreten

voeten vegen a.u.b.

bitte die Schuhe abtreten

3. vegen (mijnen):

vegen

räumen

ve·gen² <veegde, h. geveegd> [veɣə(n)] VB intr (strijken, glijden)

vegen

fahren

vegen

wischen

met de hand over [o. langs ] zijn mond vegen

sich dat mit der Hand über den Mund wischen

Usage examples with vegen

nieuwe bezems vegen schoon prov

neue Besen kehren gut

de schoorsteen vegen

den Schornstein fegen

voeten vegen a.u.b.

bitte die Schuhe abtreten

zijn neus vegen

sich dat die Nase wischen

zijn voeten vegen

(sich dat ) die Schuhe abtreten

de voeten vegen

(sich dat ) die Füße abtreten

mijnen leggen/vegen

Minen legen/räumen

alles op één hoop vegen

alles zusammenkehren

een voorstel van tafel vegen fig

einen Vorschlag vom Tisch wischen

een stad van de kaart vegen fig

eine Stadt vom Erdboden verschwinden lassen

ieder moet zijn eigen stoep (schoon) vegen fig

jeder kehre [o. fege] vor seiner eigenen Tür

iets van [o. onder ] de tafel vegen fig

etw (einfach) vom Tisch wischen

met de hand over [o. langs ] zijn mond vegen

sich dat mit der Hand über den Mund wischen