Translations for „Action“ in the Dutch » German Dictionary

bas·ti·on <bastion|s> [bɑstijɔn] N nt ook fig

bastion

Bastion f

ac·tie <actie|s> [ɑksi] N f

1. actie (handeling, beweging):

actie

Aktion f

actie CINE, theat.

Handlung f

in actie komen

aktiv werden

actie en reactie

Wirkung und Gegenwirkung

er zit geen actie in dat toneelstuk

diesem Stück fehlt die Handlung

2. actie (tot uiting gebracht streven):

actie

Aktion f

actie

Kampagne f

ac·tief <actieve, actiever, actiefst> [ɑktif] ADJ

actief

aktiv

actieve fondsen

aktive Effekten pl

geestelijk actief

geistig rege

een actieve handelsbalans

eine aktive Handelsbilanz

actief optreden

tatkräftig auftreten

sociaal actief zijn

sich gesellschaftlich betätigen

het actief vermogen

die Aktiva

de actieve handel

der Außenhandel

ac·ti·va [ɑktiva] N pl econ.

activa

Aktiva pl

activa en passiva

Soll und Haben

vaste/vlottende activa

feste/kurzfristige Aktiva

vaste/vlottende activa

Anlagevermögen/Umlaufvermögen

lo·ti·on [loʃɔn]

lotion

Lotion f

lotion (haar)

Haarwasser nt

lotion (gezicht)

Gesichtswasser nt

ace·ton [ɑsətɔn] N nt of m geen pl

aceton

Azeton nt