Translations for „Bestimmteste“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

be·stem·men <bestemde, h. bestemd> [bəstɛmə(n)] VB trans

bestemmen

bestimmen

bestemmen

vorsehen

te bestemder plaatse

an Ort und Stelle

be·stij·gen <besteeg, h. bestegen> [bəstɛiɣə(n)] VB trans

bestijgen

besteigen

be·stem·ming <bestemming|en> [bəstɛmɪŋ] N f

1. bestemming (bedoeling):

bestemming

Bestimmung f

iets aan zijn bestemming onttrekken

etw seinem Zweck entfremden

2. bestemming (doel, eindpunt):

bestemming

Ziel nt

reizigers met bestemming Groningen

Fahrgäste in Richtung Groningen

plaats van bestemming

Bestimmungsort m

station van bestemming

Bestimmungsbahnhof m

station van bestemming

Zielbahnhof m

3. bestemming (levensdoel):

bestemming

Bestimmung f

bestemming

Berufung f

be·stel·dienst <besteldienst|en> [bəstɛldinst] N m

1. besteldienst (expeditieafdeling):

besteldienst

Versandabteilung f

2. besteldienst (expeditiebedrijf):

besteldienst

Spedition f

besteldienst

Speditionsfirma f

be·stem·pe·len <bestempelde, h. bestempeld> [bəstɛmpələ(n)] VB trans

1. bestempelen (noemen):

bestempelen

bezeichnen

bestempelen pej

abstempeln

2. bestempelen (een stempel drukken op):

bestempelen

(ab)stempeln

be·stem·me·ling <bestemmeling|en> [bəstɛməlɪŋ] N m Belg

bestemmeling

Adressat m

be·stuur·ster <bestuurster|s> [bəstyrstər] N f

bestuurster feminine form of bestuurder

See also bestuurder

be·stuur·der <bestuurder|s> [bəstyrdər] N m

1. bestuurder:

bestuurder (chauffeur)

Fahrer m

bestuurder (van een vliegtuig)

Flugzeugführer m

bestuurder (van een tram)

Wagenführer m

2. bestuurder (iem die bestuur voert; directeur):

bestuurder

Leiter m

be·stor·men <bestormde, h. bestormd> [bəstɔrmə(n)] VB trans

1. bestormen (storm lopen op):

bestormen

(be)stürmen

2. bestormen fig:

bestormen

bestürmen

3. bestormen (overladen):

bestormen

bestürmen

bestormen

überschütten

be·stra·ten <bestraatte, h. bestraat> [bəstratə(n)] VB trans

bestraten

(be)pflastern