Translations for „Brustton“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

bru·to [bryto] ADV

bruto

brutto

het bruto binnenlands product

das Bruttoinlandsprodukt

bruto voor netto

brutto für netto

bruids·ja·pon <bruidsjapon|nen> [brœytsjapɔn] N m

bruidsjapon

Brautkleid nt

bruin <bruine, bruiner, bruinst> [brœyn] ADJ

bruin

braun

bruin bakken [o. braden ]

braun backen

bruin bakken [o. braden ]

bräunen

het bruin bier/haar

das Braunbier/das braune Haar

wat zie je bruin!

wie braun du bist!

ze bruin bakken fig

maßlos übertreiben

een bruin leven

ein angenehmes Leben

bruut¹ <bruten> [bryt] N m

bruut

Gewaltmensch m

bruut

brutale(r) Mensch m

brui·nen <bruinde, h. gebruind> [brœynə(n)] VB trans

bruinen

bräunen

brui·sen <bruiste, h. gebruist> [brœysə(n)] VB intr

1. bruisen:

bruisen (van wind en golven)

brausen

bruisen (sterker)

tosen

zijn bloed bruist fig

sein Blut wallt

de bruisende levenslust

die überschäumende Lebenslust

het verkeer bruist door de stad

der Verkehr brandet durch die Stadt

2. bruisen (borrelen):

bruisen

brausen

bruisen

sprudeln

de limonade bruist

die Limonade braust

brul·len <brulde, h. gebruld> [brʏlə(n)] VB trans

brullen

brüllen

de jongen zette het op een brullen

der Junge brüllte (drauf)los

brullen van de pijn

vor Schmerz brüllen

bru·taal <brutale, brutaler, brutaalst> [brytal] ADJ

brutaal

frech

brutaal

unverschämt

een brutaal antwoord

eine freche Antwort

dat is brutaal!

das ist eine Unverschämtheit!

de brutalen hebben de halve wereld prov

Frechheit siegt

de brutalen hebben de halve wereld prov

den Frechen gehört die halbe Welt

brun·chen <brunchte, h. gebruncht> [brʏnʃə(n)] VB intr

brunchen

brunchen