Dutch » German

doods·schrik [dotsxrɪk] N m geen pl

uit·chec·ken <checkte uit, h. uitgecheckt> [œytʃɛkə(n)] VB intr verk.

mor·se·schrift [mɔrsəsxrɪft] N nt geen pl

schrei·en1 <schreide, h. geschreid> [sxrɛiə(n)] VB trans (plengen)

schre·ven VB

schreven 3. pers pl imp van schrijven

See also schrijven , schrijven , schrijven

schrij·ven3 <schreef, h. geschreven> [sxrɛivə(n)] VB intr

1. schrijven (geschikt zijn om mee te schrijven):

schre·den VB

schreden 3. pers pl imp van schrijden

See also schrijden

schrij·den <schreed, i. geschreden> [sxrɛidə(n)] VB intr

schrik·ken2 <schrikte, i. geschrikt> [sxrɪkə(n)] VB intr

1. schrikken (met een schok van zijn plaats gaan):

2. schrikken (plotseling afgekoeld worden):

schrok·ken1 <schrokte, h. geschrokt> [sxrɔkə(n)] VB trans


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski