Translations for „Signale“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

sig·naal <sig|nalen> [sɪɲal] N nt ook fig nat.

signaal

Signal nt

een signaal doorgeven

ein Signal weitergeben

een zacht signaal

ein schwaches Signal

het signaal stond op rood

das Signal stand auf ‘Halt’

fi·na·le <finale|s> [finalə] N f

1. finale muz.:

finale

Finale nt

2. finale SPORTS:

finale

Finale nt

finale

Endspiel nt

finale (laatste ronde)

Endrunde f

in de finale zitten

im Finale stehen

dit elftal speelt de finale

diese Mannschaft bestreitet das Finale

sin·gle <single|s> [sɪŋɡəl] N m

1. single (grammofoonplaat):

single

Single f

single

Singleplatte f

2. single SPORTS (enkelspel):

single

Einzel nt

single

Einzelspiel nt

3. single (sport en spel; cricket):

single

Lauf m

sig·na·le·ren <signaleerde, h. gesignaleerd> [sɪɲalerə(n)] VB trans

1. signaleren (opmerken):

signaleren

bemerken

signaleren

wahrnehmen

2. signaleren (wijzen op):

signaleren

hinweisen auf +acc

sig·na·le·ment <signalement|en> [sɪɲaləmɛnt] N nt

1. signalement:

signalement (persoonsbeschrijving)

Personenbeschreibung f

signalement (met verzoek tot opsporing en aanhouding)

Steckbrief m

2. signalement (hoedanigheden):

signalement

Charakteristik f

sig·ne·ren <signeerde, h. gesigneerd> [sɪɲerə(n)] VB trans

signeren

signieren

sig·na·li·sa·tie <signalisatie|s> [sɪɲaliza(t)si] N f Belg

signalisatie

Ausschilderung f

si·gaar <si|garen> [siɣar] N f

1. sigaar (rookwaar):

sigaar

Zigarre f

een sigaar opsteken

eine Zigarre anzünden

2. sigaar (standje):

sigaar

Rüffel m

sigaar

Anpfiff m

sigaar

Zigarre f

sigaren uitdelen

rüffeln

3. sigaar plantk.:

sigaar

Kolben m

de sigaar zijn

der Dumme sein

si·ga·ret <sigaret|ten> [siɣarɛt] N f

sigaret

Zigarette f