Translations for „auseinanderschneiden“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

on·der·schei·den² <onderscheidde, h. onderscheiden> [ɔndərsxɛidə(n)] VB trans

1. onderscheiden ((af)scheiden):

onderscheiden

unterscheiden

men onderscheidt de honden in verschillende rassen

man unterscheidet verschiedene Hunderassen

er zijn twee richtingen te onderscheiden

es lassen sich zwei Richtungen unterscheiden

2. onderscheiden (onderkennen):

onderscheiden

unterscheiden

onderscheiden

erkennen

voorwerpen kunnen onderscheiden

Gegenstände unterscheiden können

3. onderscheiden (orde, decoratie verlenen):

onderscheiden

auszeichnen

iem met een orde onderscheiden

jdn mit einem Orden auszeichnen

ver·schei·den² [vərsxɛidə(n)] NUM

verscheiden

verschieden

verscheiden

mehrere

ik heb hem verscheidene malen gesproken

ich habe ihn verschiedene [o. mehrere] Male gesprochen

uit·schei·den¹ <scheidde uit, h. uitgescheiden> [œytsxɛidə(n)] VB trans (afzonderen; afscheiden)

uitscheiden

ausscheiden

on·be·schei·den [ɔmbəsxɛidə(n)] ADJ

onbescheiden

unbescheiden

een onbescheiden vraag

eine indiskrete Frage