Translations for „betrekking“ in the Dutch » German Dictionary

be·trek·king <betrekking|en> [bətrɛkɪŋ] N f

1. betrekking (baan):

betrekking

Stellung f

betrekking

Stelle f

betrekking

Posten m

een tijdelijke betrekking

eine zeitlich begrenzte Anstellung

2. betrekking (band, verhouding):

betrekking

Beziehung f

3. betrekking (verband):

betrekking

Bezug m

de hierop betrekking hebbende problemen

die diesbezüglichen Probleme

met betrekking tot

in Bezug auf +acc

met betrekking tot

bezüglich +gen

4. betrekking (bloedverwant):

betrekking

Angehörige(r) f(m)

Usage examples with betrekking

naar een betrekking uitzien

auf Stellensuche sein

kandidaat voor een betrekking

Anwärter auf eine Stelle

een betrekking openhouden

eine Stelle offen halten [o. freihalten]

in betrekking tot

in Beziehung zu +dat

een volle betrekking

eine Ganztagsstelle

een betrekking vervullen

eine Stellung bekleiden [o. innehaben]

een tijdelijke betrekking

eine zeitlich begrenzte Anstellung

een burgerlijke betrekking

ein Zivilberuf

met betrekking tot

in Bezug auf +acc

een vaste aanstelling [o. betrekking ]

eine feste Stellung

op een betrekking uit zijn

auf eine Stelle aus sein

voor een betrekking in zijn

Kandidat für eine Stelle [o. einen Posten] sein

de hierop betrekking hebbende problemen

die diesbezüglichen Probleme

de sollicitatie naar een betrekking

die Bewerbung um eine Stelle

zijdelings op iets betrekking hebben

sich indirekt auf etw acc beziehen

iem/zich in een nieuwe betrekking inwerken

jdn/sich in eine neue Stellung einarbeiten

er kwamen veel sollicitanten op die betrekking af

es meldeten sich viele Bewerber für diese Stelle