Dutch » German

groen·tijd [ɣruntɛit] N m geen pl (ontgroeningstijd)

proef·tijd [pruftɛit] N m geen pl

1. proeftijd (voorlopige dienstbetrekking):

broe·der·lijk <broederlijke, broederlijker, broederlijkst> [brudərlək] ADJ

broeks·pijp <broekspijp|en> [brukspɛip] N f

broed·sel <broedsel|s> [brutsəl] N nt

zend·tijd <zendtijd|en> [zɛntɛit] N m

leer·tijd <leertijd|en> [lertɛɪt] N m

loop·tijd <looptijd|en> [loptɛit] N m


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski