Translations for „edelen“ in the Dutch » German Dictionary

ˈbe·de·len¹ <bedelde, h. gebedeld> [bedələ(n)] VB intr

bedelen

betteln

de·len¹ <deelde, h. gedeeld> [delə(n)] VB trans

1. delen (in delen splitsen):

delen

teilen

een vertrek in tweeën delen

ein Zimmer in zwei Teile teilen

bacteriën vermenigvuldigen zich door zich te delen

Bakterien vermehren sich durch Teilung

2. delen (verdelen):

delen

teilen

delen

verteilen

delen

aufteilen

delen

sich teilen

de winst delen

den Gewinn teilen

3. delen (meevoelen):

delen

teilen

een mening delen

eine Meinung teilen

4. delen (rekenkunde):

delen

teilen

delen

dividieren

honderd delen door tien

hundert durch zehn teilen

ade·len <adelde, h. geadeld> [adələ(n)] VB trans

adelen

adeln

edel·man <edel|lieden> [edəlmɑn] N m

edelman

Adlige(r) m

jo·de·len <jodelde, h. gejodeld> [jodələ(n)] VB intr

jodelen

jodeln

za·de·len <zadelde, h. gezadeld> [zadələ(n)] VB trans

zadelen

satteln

in·de·len <deelde in, h. ingedeeld> [ɪndelə(n)] VB trans

1. indelen +acc:

indelen (rangschikken)

einteilen in +acc

indelen (onderverdelen)

(auf)gliedern

indelen (onderverdelen)

aufteilen

in kleine groepen indelen

in kleine Gruppen einteilen [o. aufgliedern]

2. indelen (onderbrengen bij):

indelen

eingliedern

indelen

einreihen

indelen

zuteilen

hij werd bij de gevorderden ingedeeld

er wurde den Fortgeschrittenen zugeteilt

op·de·len <deelde op, h. opgedeeld> [ɔbdelə(n)] VB trans

opdelen

aufteilen

opdelen

verteilen

ro·de·len <rodelde, h. gerodeld> [rodələ(n)] VB intr

rodelen

rodeln