Translations for „eherner“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

her·der <herder|s> [hɛrdər] N m

1. herder:

herder (hoeder)

Hirt m

herder (van schapen)

Schäfer m

als de herder dwaalt, dolen de schapen prov

wie der Hirt, so die Herde

2. herder (hond):

herder

Schäferhund m

dat is een Duitse herder

das ist ein Deutscher Schäferhund

cor·ner <corner|s> [kɔːrnər] N m

1. corner SPORTS:

corner

Eckball m

corner

Eckstoß m

corner

Ecke f

2. corner econ.:

corner

Corner m

le·ner <lener|s> [lenər] N m

1. lener (leengever):

lener

Verleiher m

2. lener (leenontvanger):

lener

Entleiher m

kel·ner <kelner|s> [kɛlnər] N m

kelner

Kellner m

kelner

Ober m

kelner!

(Herr) Ober!

ren·ner <renner|s> [rɛnər] N m

renner

Rennfahrer m

sei·ner <seiner|s> [sɛɪnər] N m

seiner RADIO

Funker m

seiner scheepv.

Signalgast m

seiner spoorw.

Stellwerkswärter m

seiner spoorw.

Signalbediener m

ken·ner <kenner|s> [kɛnər] N m

kenner

Sachverständige(r) m

kenner

Kenner m

ope·ner <opener|s> [opənər] N m

opener

Öffner m

tie·ner <tiener|s> [tinər] N m

tiener

Teenager m

tiener (een jongere)

Jugendliche(r) m

be·heer [bəher] N nt geen pl

1. beheer (andermans eigendom):

beheer

Verwaltung f

het beheer over de kas hebben

die Kasse verwalten

2. beheer (gezag):

beheer

Verwaltung f

3. beheer adm. (bestuur):

beheer

Verwaltung f

beheer

Führung f

beheer

Geschäftsführung f

her·nia <hernia|'s> [hɛrnija] N f (uitstulping van een tussenwervelschijf)

hernia

Bandscheibenvorfall m

be·he·ren <beheerde, h. beheerd> [bəherə(n)] VB trans

1. beheren (het beheer hebben over):

beheren

verwalten

beheren

leiten

beheren

führen

een erfenis beheren

eine Erbschaft verwalten

2. beheren (leiden, exploiteren):

beheren

verwalten

beheren

bewirtschaften