Translations for „einzulösen“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

in·los·sen <loste in, h. ingelost> [ɪnlɔsə(n)] VB trans

inlossen

einlösen

zijn woord inlossen fig

sein Wort einlösen

cel·lu·lo·se [sɛlylozə] N f geen pl

1. cellulose (celstof):

cellulose

Zellulose f

2. cellulose (grondstof):

cellulose

Zellstoff m

ein·de·loos¹ [ɛindəlos] ADJ

1. eindeloos (oneindig):

eindeloos

endlos

eindeloos

unendlich

eindeloos geduld

endlose Geduld f

eindeloos ver

unendlich weit

2. eindeloos (nooit ophoudend):

eindeloos

endlos

eindeloos

ewig

dat eindeloze gepieker

die ewige Grübelei

3. eindeloos (prachtig):

eindeloos

herrlich

eindeloos

wunderschön

eindeloos

fabelhaft

ein·di·gen¹ <eindigde, h. geëindigd> [ɛindəɣə(n)] VB trans

1. eindigen (ten einde brengen):

eindigen

beenden

hij eindigde zijn leven in eenzaamheid

er beschloss sein Leben in Einsamkeit

2. eindigen (besluiten, afronden):

eindigen

(be)schließen

eindigen

beenden

hij eindigde zijn brief met een wens

er (be)schloss seinen Brief mit einem Wunsch