Translations for „festgelegter“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

last·geef·ster N f

lastgeefster feminine form of lastgever

See also lastgever

last·ge·ver <lastgever|s> [lɑstxevər] N m

1. lastgever (opdrachtgever):

lastgever

Auftraggeber m

lastgever econ.

Kommittent m

2. lastgever jur.:

lastgever

Mandant m

ge·leu·ter [ɣəløtər] N nt geen pl

geleuter

Geschwätz nt pej

geleuter

Gefasel nt pej

fes·ton·ne·ren <festonneerde, h. gefestonneerd> [fɛstɔnerə(n)] VB trans

festonneren

festonieren

festonneren

mit Zierstichen versehen

gefestonneerde mouwen

festonierte Ärmel

eet·ge·le·gen·heid <eetgelegen|heden> [etxəleɣə(n)hɛit] N f

eetgelegenheid

Speiselokal nt

eetgelegenheid

Gaststätte f

uit·ge·lei·de [œytxəlɛidə]

iem uitgeleide doen (tot de deur)

jdn hinausbegleiten

iem uitgeleide doen (een eind)

jdm das Geleit geben form

uit·ge·le·zen <uitgelezen, uitgelezener, uitgelezenst> [œytxəlezə(n)] ADJ

uitgelezen

erlesen

uitgelezen

ausgesucht

af·ge·le·gen [ɑfxəleɣə(n)] ADJ

afgelegen

abgelegen

afgelegen (ver)

entlegen

on·ge·le·gen [ɔŋɣəleɣə(n)] ADJ

ongelegen

ungelegen

op een heel ongelegen moment

zu ungelegener Zeit

op een heel ongelegen moment

in einem sehr ungünstigen Moment

om·ge·le·gen [ɔmɣəleɣə(n)] ADJ

omgelegen

umliegend

omgelegen

benachbart

ver·af·ge·le·gen [vɛrɑfxəleɣə(n)] ADJ

verafgelegen

entlegen

be·ge·leid·ster <begeleidster|s> [bəɣəlɛɪtstər] N f

begeleidster feminine form of begeleider

See also begeleider

be·ge·lei·der <begeleider|s> [bəɣəlɛidər] N m

1. begeleider:

begeleider (iem die vergezelt)

Begleiter m

begeleider (officieel)

Begleitperson f

2. begeleider (iem die met raad en daad bijstaat):

begeleider

Betreuer m

3. begeleider muz.:

begeleider

Begleiter m

mest·gier [mɛstxir] N f geen pl

mestgier

Jauche f