Dutch » German

ge·for·ceerd [ɣəfɔrsert] ADJ

2. geforceerd (bovenmatige inspanning vereisend):

forciert form

re·form·huis <reform|huizen> [rifɔrəmhœys] N nt

ge·re·for·meerd [ɣərefɔrmert] ADJ

2. gereformeerd (volgens de calvinistische leer):

ge·flo·ten VB

gefloten volt. deelw. van fluiten¹, fluiten²

See also fluiten , fluiten

flui·ten2 <floot, h. gefloten> [flœytə(n)] VB intr

2. fluiten (fluitinstrument bespelen):

flui·ten1 <floot, h. gefloten> [flœytə(n)] VB trans

1. fluiten (geluid voortbrengen):

2. fluiten (als scheidsrechter leiden):

re·form·ar·ti·kel <reformartikel|en> [rifɔrəmɑrtikəl] N nt

ge·for·tu·neerd <gefortuneerde, gefortuneerder, gefortuneerdst> [ɣəfɔrtynert] ADJ

re·form·win·kel N m

reformwinkel → reformhuis

See also reformhuis

re·form·huis <reform|huizen> [rifɔrəmhœys] N nt

re·for·ma·to·risch [refɔrmatoris] ADJ

ge·fluis·ter [ɣəflœystər] N nt geen pl


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski