Translations for „vriendschap“ in the Dutch » German Dictionary

vriend·schap <vriendschap|pen> [vrintsxɑp] N f

1. vriendschap (betrekking):

vriendschap

Freundschaft f

vriendschap sluiten

Freundschaft schließen

uit vriendschap iets doen

etw aus Freundschaft tun

de vriendschap is verflauwd

die Freundschaft ist eingeschlafen

2. vriendschap (daad, uiting):

vriendschap

Freundschaftsdienst m

vriendschap

Freundlichkeit f

de ene vriendschap is de andere waard

eine Hand wäscht die andere

Usage examples with vriendschap

vriendschap sluiten

Freundschaft schließen

vriendschap aankweken

Freundschaft pflegen

de vriendschap is verflauwd

die Freundschaft ist eingeschlafen

uit vriendschap iets doen

etw aus Freundschaft tun

hun vriendschap is verkoeld

ihre Freundschaft hat sich abgekühlt

de vriendschap is bekoeld

die Freundschaft ist abgekühlt

op iems vriendschap leunen fig

sich auf jds Freundschaft stützen

een hechte vriendschap

eine feste Freundschaft

de wederkerige vriendschap

die gegenseitige Freundschaft

de vriendschap verwatert

die Freundschaft schläft ein

banden van vriendschap

Bande der Freundschaft pl

vrede/vriendschap sluiten

Frieden/Freundschaft schließen

kleine geschenken onderhouden de vriendschap prov

kleine Geschenke erhalten die Freundschaft

vriendschap is niet te koop fig

Freundschaft kann man nicht kaufen

onder het mom van vriendschap fig

unter der Maske der Freundschaft

de ene vriendschap is de andere waard

eine Hand wäscht die andere